Esoterie en de meestergraad

Als volgend onderzoekje in het kader ‘hoe kwam de esoterie in de Vrijmetselarij?’ iets waar ik met enig toeval tegenaan liep.

Er zijn auteurs die van mening zijn dat de esoterie in de blauwe graden pas haar intrede deed bij de meestergraad. Niet iedereen is het daar mee eens. Een vraag die veel onderzoekers heeft bezig gehouden is wanneer de meestergraad eigenlijk haar intrede deed.

In de zogenaamde “Old Charges” (oude en ‘pre’ Maçonnieke teksten) lijkt vaak sprake te zijn van maar twee graden. Pas in het ‘verradersgeschrift’ Masonry Dissected (1730) is duidelijk sprake van een derde graad. Dit heeft ertoe geleid dat de ontwikkeling van deze graad vaak tussen 1717 en 1730 wordt geplaatst.

Als je de “Old Charges” erop naslaat, kom je toch nog wel eens bewoordingen tegen als “Masters and fellows” en zelfs: “That no Master nor fellow shall take any apprentice” (Inigo Jones 1607 of 1655) wat toch doet vermoeden dat “master” en “fellow” verschillende functies zijn. Daarmee is het natuurlijk nog niet automatisch een graad.

Zouden we de derde graad dan kunnen koppelen aan de introductie van de Hiram mythe? Al in het genoemde Inigo Jones manuscript komen we twee Hirams tegen. Ook in de eerste Old Charge van Hans Sloane, die wordt gedateerd op 1646 (de inwijding van Elias Ashmole), vind je het verhaal van Hiram en Hiram Abif. Echter niet in de omstandigheden zo typisch voor de meestergraad.

In het Dumfries manuscript (1707) is een passage te vinden die doet vermoeden dat zich het verhaal van Hiram begint te ontwikkelen, maar de details van het verhaal lijken toch echt pas na 1717 te zijn ontwikkeld. Of zelfs na 1723 (het jaar van de eerste publicatie van de Constituties van Anderson), want daarin worden “Fellow Craft” en “Master” nog als synoniemen gebruikt en het verhaal van Hiram is er ook nog niet te vinden.

Zo komen we op het punt dat er kennelijk enige tijd na de oprichting van de eerste grootloge een behoefte ontstond om de ritualen ‘dieper’ te maken, of misschien, om de diepte die er al was wat meer op de voorgrond te plaatsen. Een theorie is dat de derde graad ontstond door de bestaande “Fellowcraft” graad op te splitsen. Dat zou moeten betekenen dat de elementen die we tegenwoordig in de Meestergraad aantreffen er al waren. Gezien de opmerkingen hierboven over het verhaal van Hiram, lijkt dit toch niet (helemaal) waar te zijn. Het typische verhaal over Hiram lijkt te zijn ontwikkeld toen de derde graad werd uitgewerkt.

Zoals we zagen was er in 1730 een volledig uitgewerkte derde graad inclusief het verhaal van Hiram. Of deze graad nu toch ook niet helemaal voldeed aan de behoefte of dat deze nieuwe graad nu juist inspiratie heeft geboden aan mensen die de symboliek nog verder wilden uitwerken is een vraag, maar een feit is dat er niet al te lang daarna al weer nog meer graden waren.

Volgens David Harrison (1) was er in 1733 in Londen sprake van een “Scotts Masons Lodge”. Jan Snoek vermeldt dit ook in een artikel over de graad van Schots Meester (2). Ook van de Royal Arch graad die zoveel problemen opleverden tijdens het samengaan van de “Moderns” en de “Antients” zou al in de jaren 1720 in ontwikkeling zijn geweest. Kortom, de ontwikkeling van de Meestergraad heeft duidelijk iets in gang gezet.

Maar wat maakt Vrijmetselarij esoterisch? Als ik een exotische toelichting maak op het kappen van de ruwe steen, is Vrijmetselarij dan esoterisch, of interpreteer ik de symboliek op een esoterische manier? Dan kan uiteraard. De symboliek is misschien niet als zodanig bedoeld, maar kan wel als zodanig worden uitgelegd. In “hogere graden” zie je duidelijke symbolen die verwijzen naar esoterische tradities, dus daar zou je toch wel kunnen stellen dat die graden zijn geschreven met esoterie in het achterhoofd en dat dit dus geen hineininterpretierung is. Met het bovenstaande in het achterhoofd, zou het kunnen dat hetzelfde geldt voor de Meestergraad.

Maar wanneer vinden we nu een expliciete aanwijzing dat de tekst een ‘esoterische achtergrond’ heeft? Begon dat pas na de beroemde lezing van Andrew Ramsay (1686-1743) in 1737? En kort daarna? Hier kom ik op mijn enigszins toevallige vondst.

In het artikel van Jan Snoek waarnaar ik eerder verwees, haalt hij een rituaal aan van een loge die hij “The Seceders” noemt. De tekst wordt in 1740 geplaatst. In de tekst vinden we verschillende symbolen die later in “hogere graden” te vinden zijn, maar na het opsommen van de “six points of fellowship” wordt vermeld:

But there is also the cabalistic interpretation.

Waarna die toelichting ook volgt.

Het rituaal kent ook de benaming “Rite Ancien de Bouillon” die door sommigen in verband wordt gebracht met…. Ramsay.

Die “Seceders” worden door sommigen ook “Schismaticks” genoemd. Dit zal betekenen dat de loge opereerde buiten de eerste grootloge. Dit doet denken aan het verschillende rivaliserende grootloges die de eerste grootloges ervan te beschuldigen de Vrijmetselarij te verkwanselen. Die grootloges (zoals de Antients en die van Warwick) hadden ook de Royal Arch hoger in het vaandel staan de “Londen”.

Het een en ander doet het beeld verrijzen dat er waarschijnlijk toch wel al iets van esoterie te vinden was in de tijd voorgaand aan 1717, maar dat deze elementen kort daarna meer werden belicht en uitgewerkt. De ontwikkeling van een aparte meestergraad lijkt bovendien een sneeuwbaleffect te hebben gehad, want niet lang daarna begonnen allerlei systemen van “hogere graden” te ontstaan waar vooral in de tweede helft van de 18e eeuw een ware explosie van was.

titelpagina van het ‘verradersgeschrift’ Mahabone (1766)

(1) The Lost Rites of the Age of Enlightenment
(2) Der Schottische Meister-Grad in Forme und Inhalte freimaurischer Rituale (2017)

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *