Net ten Noorden van het vaste land van Schotland liggen de Orkney eilanden. De hoofdstad van het grootste eiland heet Kirkwall. Een niet enorm opvallend gebouw huisvest daar al jaren lang de lokale Maçonnieke loge en huist bovendien een van de meer enigmatische overblijfselen uit de vroege Vrijmetselarij.
Ik weet niet hoe bekend die ‘rol van Kirkwall’ in Nederland is, maar het feit dat er zelfs geen Wikipedia pagina aan gewijd is, spreekt waarschijnlijk boekdelen.
Rechts zie je een afbeelding gebaseerd op de rol. Als je op de afbeelding klikt (en dan nog een keer), kun je een wat hogere resolutie zien. De bekende Britse Maçonnieke uitgeverij Lewis Masonic verkoopt (indien voorradig) een replica op ongeveer een zesde van de werkelijke grootte.
De rol is ruim 18 voet lang, dat is bijna zes meter. Het is een vloerkleed wat een beetje het idee geeft van een gigantisch tableau (tapis). Hij wordt opgerold bewaard vandaar de benaming. De rol is zelfden in het echt te zien en het is ook niet zo dat je in Kirkwall even kunt aanbellen om hem te bewonderen.
Bij de herdruk van Lewis Masonic zit een klein blaadje met wat toelichting.
De rol bestaat uit drie delen en is met de hand gemaakt. De leeftijd wordt geschat op de 15e eeuw (!). Er staan symbolen uit op wat later verschillende graden zouden worden, maar over de symbolen wordt niet heel veel gezegd.
Die leeftijd is vastgesteld op basis van C14 datering, maar hierop valt veel af te dingen. Zo lijkt de derde afbeelding van onderen verdacht veel op het embleem van de “Antients” die in de 15e eeuw natuurlijk nog lang niet bestonden. Sommige onderzoekers brengen ook andere symbolen die er op staan eerder in verband met de 18e eeuw dan met de 15e.
De rol heeft voor sommigen dezelfde status als “Old Charges” als het Regius of het Cooke Manuscript. De werkelijke oudheid doet daar misschien ook niet direct iets aan af, want die “Old Charges” lopen ook tot tot het begin van de 18e eeuw.
J.B. Craven
In 1897 schreef J.B. Craven over de rol (1). De loge Kirkwall Kilwinning zou opgericht zijn in 1736 en in 1740 het charter hebben ontvangen. Het artikel citeert uit de oudst bekende notulen van de loge waarin te lezen valt dat een van de stichters uit “the antient Ludge of Stirline” afkomstig is. “Antient”? Dat is wat te makkelijk, want de “Antient” Grootloge bestond pas vanaf 1751. Wat ook apart is, Craven schrijft ook: “The Lodge obtained a regular charter from the Grand Lodge of Scotland on the 1st December, 1740, which is signed by William St. Clair of Roslin, Grand Master.”
Deze St. Clair was de eerste Grootmeester van de Grootloge van Schotland van… 1736-1737! Heeft hij het charter alvast geschreven toen er aanstalten werd gemaakt om een loge op te richten? Dat kan, want in 1736, het oprichtingsjaar van de loge was St. Clair wel Grootmeester. Om een of andere reden heeft het vier jaar geduurd voor het charter werd overhandigd.
Craven verwijst naar twee oprichters Berrihill en Beldrum, de eerste afkomstig uit “Stirline” de andere uit Dumferline. Beide plaatsen liggen iets Noordelijk van Edinburgh. Het moet een aardige reis zijn geweest om van daar in Kirkwall te komen. In Stirling zit tegenwoordig een loge die “Ancient” heet. Zou de verwijzing van Craven misschien niet over een “Antient” loge gaan, maar simpelweg verwijzen naar de loge waar Berrihill lid was? Dat is zou kunnen. Deze loge heeft tegenwoordig het nummer 30, de loge in Kirkwall nummer 382.
Craven vermeldt ook verwijzingen in notulen uit 1759 naar het Koninklijk Gewelf wat misschien ook aanwijzingen biedt voor sommige van de afbeeldingen.
Craven gaat wel in op sommige afbeeldingen, maar het korte artikel is niet heel diepgravend.
W.R. Day
Opnieuw in Ars Quatuor Coronaturum, in 1925, deed W.R. Day een dappere poging tot interpretatie. Zijn artikel (2) is het lezen meer dan waard. Ik ga alleen heel kort in op een paar punten. Aan een datering waagt Day zich overigens niet.
De buitenste rand is een soort van landkaart. Day ziet hierin een weergave van de Uittocht uit Egypte van de Joden. Op sommige plekken staan plaatsnamen. Volgens Day zijn die van jongere datum dan de tekening zelf.
Wat Day’s tekst interessant maakt, is dat volgens hem de rol uit verschillende delen bestaat die volgens hem oorspronkelijk bedoeld waren als vierkanten van 33 inch. Kennelijk was er een maximum lengte en moest er gaandeweg worden herschikt en bijgeknipt. Day komt via deze theorie op een aantal panelen waarvan sommige inderdaad duidelijk zijn.
Het bovenste paneel zou verwijzen naar de Schepping, meer specifiek het moment waarop God de dieren schiep. Day ziet geen “Masonic significance” in dit paneel.
Op het tweede paneel ziet Day geen verwijzingen naar specifieke graden. Er staan sterren met Griekse en Hebreeuws(-achtig)e letters op en (Maçonniek) geheimschrift.
Ook het derde paneel lijkt niet erg Maçonniek, maar het water en de drie bogen onderaan doen Day de term “Royal Arch Mariners” ontvallen. De figuren met typische arm-houdingen lijken uit het water te moeten komen waardoor Day verbanden legt met Griekse mythen.
Op paneel vier zien we het tabernakel en de tenten zouden verwijzen naar vier groepen van de Joodse stammen.
De ronde figuur op het vijfde paneel doet Day denken aan een ronde Tempelierskerk of een mausoleum. Over het rechthoekige figuur met de vreemde symbooltjes er omheen, zegt Day helaas niets.
Vanaf het zesde paneel (dat met het embleem van de Antients) wordt het interessant. Er staan allerlei symbolen en geheimschriften op waarop Day uitgebreid in gaat. Ik adviseer je om zijn tekst zelf te lezen.
Ook op het zevende paneel gaat Day uitgebreid in op tekst, geheimschrift en symbolen. Hierin ziet Day een verwijzing naar de Mark graad.
Het onderste paneel verwijst volgens Day naar de “craft” graden, die van leerling, gezel en meester. Veel van de symbolen zul je herkennen van de tableaus zoals we die tegenwoordig zelf ook nog gebruiken. Ook hier gaat Day uitgebreid in op details.
Wat eigen toevoegingen
Hoe valt het paneel te verklaren met de tekening die verdacht veel lijkt op het embleem van de “Antients”? Beide heren oprichters kwamen uit loges van de Grand Lodge of Scotland die geen engelen in het embleem hebben. Ook de ‘eerste’ Grootloge in Londen had die niet. De “Antients” wel, maar die werden pas opgericht in 1751.
Een mogelijke verklaring is opnieuw te vinden in de notulen van de loge in Kirkwall. In 1785 wordt namelijk gewag gemaakt van de inwijding van ene William Graeme. Halverwege 1786 vermelden notulen dat deze Graeme een vloerkleed schonk aan de loge. Het zou kunnen zijn dat het hier om het kleed gaat dat nu bekend staat als de Kirkwall Scroll.
Heeft Graeme het kleed laten maken, bijvoorbeeld ter ere van zijn inwijding, en het aan zijn loge geschonken toen het af was? Maar waarom zou hij dan het embleem van de “Antients” hebben opgenomen? Misschien heeft Graeme het ergens op de kop getikt en het als curiositeit aan zijn loge geschonken. De meningen zijn verdeeld. Er zijn onderzoekers die beweren dat het kleed een kopie van een ouder origineel is.
Het zou hoe dan ook interessant zijn om een meer gedetailleerde datering te hebben. Er zijn sinds de eerste C14-datering nog nieuwere dateringen geweest. De enige echt nieuwe informatie die dat heeft opgeleverd, is dat niet alle onderdelen even oud zijn, maar een betrouwbare (overall) datering is er langs deze weg nog altijd niet. Zou die er wel zijn, dan zouden de gebruikte symbolen iets kunnen zeggen over wanneer bepaalde symbolen, of zelfs ritualen of graden, al in gebruik waren op de plek waar het kleed is gemaakt. Er worden allerlei systemen in verband gebracht met sommige van de symbolen. De Merkmeester graad, het Koninklijk Gewelf, andere graden uit de Schotse Ritus. Misschien nog interessanter zijn de symbolen die tegenwoordig geen onderdeel meer uitmaken van het Maçonnieke corpus. Zijn die in vergetelheid geraakt of is het kleed domweg een allegaartje van interessant ogende symbolen?
Persoonlijk vind ik de suggestie interessant dat er een tijd was waarin veel meer symbolen werden gebruikt die in de loop van de tijd werden geschrapt, in de vergetelheid raakten, maar uiteindelijk onderdeel gingen uitmaken van nieuw ontstane graden. In dat opzicht is de Kirkwall Scroll als een oude ‘symbol chart’.
Afsluiting
De rol is geen hoogstaand kunstwerk. De afbeeldingen zijn slordig, het Hebreeuws amper te lezen. Ook lijkt de (huidige) rol niet het werk te zijn van één artiest, want op sommige panelen zijn afbeeldingen die beter gelukt zijn dan op andere.
Zoals je ziet, hebben we met de Kirkwall Scroll een fascinerend stukje Maçonnieke geschiedenis waarmee ook weer een mogelijk ander licht wordt geworpen op die Maçonnieke geschiedenis.
In het Engels is over de rol genoeg geschreven, lang geleden en meer recent. Het mysterie is echter nog niet ontrafeld, wat de rol eigenlijk alleen nog maar interessanter maakt. Als ik je interesse heb gewekt, ga dan vooral op zoek naar meer (en meer diepgaande) lectuur. Naar de twee bedoelde AQC artikelen verwijs ik hier onder. De derde link is meer droge geschiedenis, maar dat biedt wel wat context.
(1) Ars Quatuor Coronatorum 10 (1897) vanaf pagina 79 online beschikbaar (3/8/2021)
(2) Ars Quatuor Coronatorum 38 (1935) vanaf pagina 213 online beschikbaar (3/8/2021)
(3) The Not-So-Secret Scroll (3/8/2021)