Auteursarchief: Br:.

FR 2/2021 The Death Of Ritual?

Fraternal Review is het tijdschrift van de Southern California Research Lodge, een studieloge met interesse in esoterie. Het tijdschrift wordt in beperkte oplage gedrukt verspreid, maar je kunt alle nummers in PDF bestellen.

Het februari 2021 nummer gaat over rituelen. Rituelen in het algemeen, maar natuurlijk over ritualen in de Vrijmetselarij in het bijzonder. Er zijn weer aardig wat verwijzingen naar esoterie.

Regular practice of ritual is a key element in the Masonic quest for self-knowledge, self-improvement, and spiritual growth.

Bestel het nummer hier.

Het Mason Word

Een vraag die me al lange tijd bezighoudt is: “Hoe kwam de esoterie in de Vrijmetselarij?”

Als je er vanuit gaat dat de Vrijmetselarij is gegroeid uit (metselaars)gilden, dan zouden de ‘geheimen’ vooral vakgeheimen zijn. Er werden niet-metselaars lid van de gilden. Brachten zij hun esoterische interesses mee of dachten zij in de loges iets anders te vinden dan het leren leggen van stenen? Oftewel, maakte esoterie al onderdeel uit van de ‘operatieve Vrijmetselarij’?

Laatst las ik het boeiende boek over de derde graad en de Hiram mythe door J. Zeijlemakers. In dat boek verwijst hij regelmatig naar The Genesis Of Freemasonry door Knoop en Jones. Ik dacht dat boek eens even aan te schaffen zodat ik het ook kon lezen, maar dat bleek tegen te vallen. Online vond ik een PDF versie en ik begon het boek zo te lezen. Net als het boek van Zeijlemakers is het werk een boeiend, gedetailleerd en goed onderbouwd boek.

Later was ik op zoek naar iets anders en ik dacht dat te kunnen vinden door een ander werk van Knoop te zoeken waarin hij “Old Charges” heeft verzameld. Toen liep ik tegen een Nederlandse vertaling van Genesis uitgegeven door Ritus en Tempelbouw in 1988. Dit boek is nog altijd verkrijgbaar, kost maar een tientje en is tweedehands makkelijk te vinden. De vertaling komt me soms wat houterig over, maar een boek leest toch makkelijker dan een PDF.

Knoop en Jones hebben een gigantische bak bronnenonderzoek verricht. Zo verwijzen ze naar 175 “Old Charges” (!), talloze studies, nieuwsberichten en persoonlijke correspondentie uit de behandelde tijd en noem maar op. Hun theorie over de oorsprong in de Vrijmetselarij is in zoverre vernieuwend dat ze op twee punten afwijken van veel andere onderzoekers.

Ten eerste gaan ze er niet vanuit dat niet-‘operatieven’ lid werden van ‘operatieve’ loges, de meerderheid gingen vormen en dat hierdoor de ‘speculatieve’ Vrijmetselarij ontstond. De auteurs beschrijven hoe deze niet-‘operatieven’ weliswaar door ‘operatieve’ loges werden ingewijd, maar in speciale zittingen. De kneepjes van het vak zullen ze dus niet hebben geleerd, maar iets waar ze misschien meer in geïnteresseerd waren wel. Een interessante suggestie is dat het vaak ging om amateurs die interesse hadden in architectuur (en daardoor geometrie).
Hiermee is overigens niet gezegd dat het altijd zo ging en dat er geen niet-‘operatieven’ lid zijn geworden van ‘operatieve’ loges.

Het twee punt is dat de bovengenoemde ontwikkeling zowel in Engeland als in Schotland te vinden is (metselaarsorganisaties elders interesseren de auteurs niet zo), maar met het grote verschil dat er in Schotland gebruik werd gemaakt van een “Mason Word” en manieren om elkaar te herkennen. Dit houdt automatisch in dat er een soort van regionale organisaties geweest moeten zijn, anders hebben die herkenningsmiddelen weinig nut.

In de grensstreek begonnen de Engelse en Schotse systemen te vermengen en hierin zien de auteurs een basis voor de moderne Vrijmetselarij. Ik moet hier nog bij vermelden dat de ’tussenvorm’ tussen ‘operatieve’ en ‘speculatieve’ Vrijmetselarij door hen “Accepted Masonry” wordt genoemd.

Schotland

De suggestie is dus dat als er al esoterie te vinden was in de ‘operatieve Vrijmetselarij’, dit in Schotland te vinden was.

In de maçonnieke catechismus Sloane MS. 3329, van omstreeks 1700, zijn de twee eden tot één verenigd en verklaarde de kandidaat onder ede dat hij geheim zou houden ‘het mason word en al hetgeen daarin vervat’ en trouw na te zullen leven ‘de plichten in de constitutie’. Het onderscheid laat duidelijk doorschemeren dat het Mason Word of esoterische kennis niet was begrepen in de bepaling in de Plichten betreffende geheimhouding. (p. 67)

In vroeg moderne tijden ontwikkelde zich in Schotland een wijze van herkenning waaraan op het laatst van de 17de eeuw andere elementen waren toegevoegd. De Rev. Robert Kirk schreef in 1691 dat het Mason Word is ‘gelijk een Rabbijnse Traditie, een verklaring bij Jachin en Boaz, de twee Kolommen, opgericht in Salomo’s Tempel (I Kon. 7:21) met een Toevoeging van enkele geheime Tekens overgebracht van Hand tot Hand, waardoor zij elkaar herkennen en met elkaar vertrouwd worden.’ (p. 71)

Ongelukkigerwijs beschikken wij over te weinig documentair bewijsmateriaal om onszelf in staat te stellen met enige zekerheid de veranderingen in de strekking van het Mason Word na te sporen, of om te kunnen vaststellen waar de esoterische kennis welke ermede in verband gebracht werd, haar oorsprong vond. Het Edinburgh Register House MS., geschreven in 1696, wijst erop dat het essentiële ligt in woorden, tekens, een aanraking [a grip], en houdingen welke, tezamen met ’the five points of fellowship’ [de vijf punten van het meesterschap], bekendgemaakt werden aan leden, òf tijdens hun aanneming als toegelaten leerling [entered apprentice], òf later als zij tot gezel werden bevorderd. (p. 71/2)

Die vijf punten worden dus al genoemd in 1696 en komen terug in een verhaal waarin de zonen van Noach het geheime woord probeerden te ontdekken door het lichaam van hun overleden vader op te pakken. Later vinden we ditzelfde terug in de verhaal over de meester Hiram Abiff welke we voor het eerst tegen komen in Masonry Dissected uit 1730, 34 jaar na de genoemde verwijzing naar de vijf punten. Dit is een boeiend onderwerp dat in het boek verder wordt uitgewerkt.

De notulen van de Loge van Aitchison’s Haven uit 1598 geven niet alleen aan dat een nieuwe gezel na zijn toelating twee gezellen koos als zijn mentors en instructeurs, maar ook dat een nieuw toegelaten leerling bij zijn toelating twee toegelaten leerlingen koos als zijn mentors en instructeurs. Aangezien de kandidaten bevredigende bewijzen van hun technische bekwaamheden moesten geven vóór hun toelating, is het moeilijk te begrijpen wat voor functie deze mentors vervulden, tenzij het was de kandidaten te onderrichten in de esoterische kennis welke aan hun graad in het bijzonder verbonden was. (p. 82)

De suggestie lijkt te zijn dat de “geheime kennis” verbonden was met het ‘Mason Word’ en grepen en houdingen zoals de vijf punten. Deze gebruiken waren er voor de ons bekende rode draad van het verhaal over Hiram, dus dat verhaal op zich is op zijn best een illustratie of een verdere uitwerking van iets wat er al was.

Zou de “geheime kennis” (moralistische) reflectie zijn op het werk en de gereedschappen of meer? Zouden de leerlingen en gezellen vaktechnisch worden opgeleid en daarna bespiegelingen over het werk zijn bijgebracht? Ergens in die richting lijken we het te moeten zoeken. Het idee dat mensen lid werden om te leren over architectuur en daaraan gekoppeld geometrie is ook een interessant idee, maar natuurlijk weinig esoterisch.

Het boek niet heel diep in op de ontwikkeling van de ritualen. Het lijkt erop dat in de eerste decennia van de moderne Vrijmetselarij en flink werd gesleuteld aan de ritualen en dat langs deze weg Hermetische, Alchemistische en vergelijkbare elementen in de ritualen zijn geslopen. Bouwden deze elementen voort op iets wat er al was en sluit dat een beetje natuurlijk aan?

Er blijven genoeg vragen over, maar ondanks dat het boek van Knoop en Jones geen onderzoek is naar de ontwikkeling van esoterie in de Vrijmetselarij, biedt het boek wel een schat aan informatie en dingen om over na te denken.

Ambachtsinwijding

De bekende godsdienstwetenschapper Georges Dumézil (1898-1986) kwam tot de baanbrekende theorie over een driedeling in mythen. Aanvankelijk was zijn conclusie dat er dualiteiten bestonden, maar hoe langer hij zocht en hoe meer mythologieën hij vergeleek, hoe duidelijker het werd dat het in feite gaat om een driedeling waarin zich dan weer paren bergen.

Grofweg kun je zeggen dat de drie zogenaamde “functies” van Dumézil die omvatten, die zijn van religie/heersers (1e functie), strijders (2e functie) en producenten (3e functie). Zo heb je in de eerste functie Goden met betrekking tot bijvoorbeeld magie en recht, in de 2e functie oorlogsgoden en in de derde functie vruchtbaarheidsgoden.
De 1e en 3e functie worden vaak ‘bemand’ door twee Goden, zoals bijvoorbeeld Mitra (recht) en Varuna (magie) op het 1e niveau, Indra (oorlog) op het tweede en de Nasatya tweelingen op het 3e niveau in het Hindoeïsme. (Zowel de hypothese van Dumézil en de weergave van de Goden zijn natuurlijk sterk versimpelt om het een en ander niet al te ingewikkeld te maken.)

Hetzelfde zag Dumézil in de maatschappij. Zoals het boven is, is het ook beneden tenslotte. Priesters en koningen (of verder terug: priesterkoningen) op het 1e niveau, strijders (bijvoorbeeld ridders) op het 2e en boeren op het 3e niveau.

Dit is vrij duidelijk in Indo-Germaanse culturen, maar ook in andere culturen vind je dit terug. Soms moet de informatie een beetje in de mal worden gepropt en zo heb je een van de kritieken op de hypothese van Dumézil, hij is wat strikt. Hier gaan we het echter niet over hebben.

Het verband met de ver-Oosterse kasten had je misschien zelf al gelegd. De 4e kaste van de Sudra’s wordt ook wel eens “kasteloos” genoemd. Iets met een mal…

Wat je, zeker in oude Oosterse maatschappijen, ziet, is dat elke kaste haar eigen inwijdingen kent. Iemand die wordt geboren als Vaishya wordt niet ingewijd in een Khsatriya inwijding, hoewel dat zeker niet onmogelijk is. Binnen zijn/haar eigen kaste kan iedereen ‘opklimmen tot de top’ en de enkeling zal misschien worden opgenomen in een ‘hogere’ kaste.

In het Westen moeten we ook zoiets gehad hebben. Denk maar eens aan de redelijk bekende verschillende Keltische klassen, de Druïden, de Ovaten en de Barden. Dat zijn geen drie soorten Druïden, maar feitelijk drie verschillende kasten met hun eigen inwijdingen, respectievelijk in de 1e, 2e en 3e functies van Dumézil.

Ongetwijfeld zit je nu te denken: steenkappers, metselaren, handwerklieden, dat moet de 3e functie zijn. Inderdaad. Vrijmetselaren zijn nazaten van ambachtsorganisaties-inwijdingen. Daar waren er ooit veel van. De foto boven dit artikel is uit 1953 en laat een scene uit de inwijding van een kuiper zien die na 7 jaren leerlingschap (!) wordt opgenomen in het kuipersgilde. Meer foto’s uit deze serie vind je hier.

Een ander kenmerk van Indo-Europese (maar ook hier: ook andere) mythologieën, is dat er sprake is van vier tijdperken. Geen vooruitgang zoals Westerlingen het vaak zien, maar juist andersom. Van een Gouden tijdperk gaat de mensheid naar een Zilveren en Bronzen tijdperk om uiteindelijk bij ons IJzeren tijdperk uit te komen. Die laatste heeft de relatief bekende naam “Kali Yuga” bij de Hindoes, het zwarte tijdperk.

Als je de ideeën van bijvoorbeeld René Guénon (1886-1951) volgt, houdt de doorgang door de tijdperken een verwording in. Steeds verder raakt alles verwijderd van de Goddelijke Oorsprong. De meest ‘ontwikkelde’ inwijdingen gaan er dan als eerste aan. De Westerse strijdersinwijdingen kennen we bijvoorbeeld uit verhalen over de ridders van de ronde tafel. Inwijdingen van de volgende klasse kennen we alleen nog vager als kroningen van koningen of de bijzondere rituelen rond koningschap bij de Kelten.

Guénon maakt het nog bonter. In zijn jongere jaren was hij van mening dat er in het Westen nog maar twee echte inwijdingsorganisaties waren. Voor hem zijn dat organisatie die direct terug te voeren zijn op een Goddelijke Bron door middel van een “filiatie”. Deze twee zijn de Vrijmetselarij en de Compagnonnage die je bijna alleen in Frankrijk (en soms in Duitsland) ziet. Later zou hij zijn mening bijstellen en zeggen dat beide organisaties zo ver verworden zijn door de moderne mentaliteit dat ook deze “filiatie” verloren is gegaan.

Wat er ook van zei, dat de Vrijmetselarij in oorsprong vooral (gebaseerd op) een ambachtsinwijding is, lijkt duidelijk. Interessant in deze context zijn natuurlijk wel de alchemistische, Kabbalistische en Hermetische invloeden in de Vrijmetselarij. Zijn deze terug te voeren op ‘hogere’ (als je van ‘hoog’ en ‘laag’ kunt spreken) inwijdingssystemen of zijn ze gewoon door de auteurs van ritualen uit boekjes gekopieerd?

Een inwijdingsorganisatie van het 3e niveau dus en ook deze lijkt te vervallen in een sociaal clubje dat moralistische verhalen houdt in plaats van zich bezig te houden met de geestelijke vooruitgang van haar leden.

Is het tij nog te keren?

Freemasonry: Initiation By Light (bespreking)

Hier hebben we dan het derde gepubliceerde boek in Earnshaw’s serie, maar Amazon noemt het deel 1. De nadruk zou liggen op de eerste graad, maar er staan ook delen die zijn geschreven “met de derde graad in het achterhoofd”. Het wordt in dit boek ook duidelijker dat de schrijver moeite had met het verdelen van de tekst van één boek over drie kleinere boekjes.

Er is weer een groot deel geschiedenis. Deze keer is dat interessanter dan in het vorige boek Freemasonry: The Quest For Immortality. Het gaat weer over de contacten van en de invloeden op “the first three Grand Masters”. Het pas alleen niet heel goed bij de rest van dit deel.

Plotseling schiet het onderwerp naar een ander stuk geschiedenis. De kolonisatie en vooral de kerstening in het verre Oosten. Een Chinese bekeerling maakte een reis door Europa waar door de opbloeiende handel “all things Chinese” toch al populair waren en het lijkt er op dat deze Shen FuZong een aardige invloed heeft gehad op het denken van sommige personen rond de oprichting van de eerste Grootloge. Langs deze weg verklaart de auteur de sterke overeenkomsten tussen de Daoïstische inwijding en die in de Vrijmetselarij.

Zijn overeenkomsten en argumenten zijn niet altijd overtuigend, maar hij heeft wel een erg boeiend en weinig onderzocht spoor gevonden van een van de mogelijke invloeden op de Maçonnieke ritualistiek.

Aangezien de Alchemie volgens de auteur in China ontstond, hebben we hier ook een route voor die invloed. Ook dit deel gaat dus weer deels over alchemie.

Inderdaad, weer een interessant boek om te lezen.

Zie ook:

De Betekenis Der Rozekruisersgraden

D. Merens gaf in 1932 een lezing die is gepubliceerd en die in 1960 opnieuw verscheen in het tijdschrift Het Rozekruis. Op basis van de titel zou je het niet meteen zeggen, maar het boekje gaat over de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus.

Onder Rozekruisersgraden wordt hier verstaan het samenstel van maçonnieke graden die afkomstig zijn of heten te zijn van de Rozekruisers, de vrijdenkers der 17de eeuw zoals Dr. W. Meyer ze noemt, de christelijke kabbalisten die op de vorming van ons rituele systeem zulk een overwegende invloed hebben uitgeoefend.

Hier hebben we dan ook meteen de gelijkstelling van Rozenkruisers en Kabbalisten door de auteur. De verklaringen van Merens zijn voornamelijk Kabbalistisch.

De graden, die deze stof behandelen en die wij hierboven bestempelden met de naam van “Rozekruisergraden”, lopen van 3 – 19; ze omvatten dus het gehele stelsel der Hoge Graden in Nederland met één graad er vóór en één er na, als aansluiting op de voorgaande en de volgende reeksen.

Zo grijpt de Rozekruisersreeks over beide andere groepen heen; die der blauwe graden blijkt een voorbereiding te zijn tot de daarop volgende, die der graden boven 19 is nog onvoldoende doorvorst

Vanaf pagina 7 geeft Merens een “Geschiedenis der Graden”. Deze begint met bouwloges, verwijst naar het Regius manuscript en het Cooke manuscript en Merens stelt dat toen de gilden in betekenis afnamen, de bouwloges langzamerhand steeds meer “intellectuelen” gingen opnemen waardoor het karakter van de loges veranderde.

“Maar bovendien ontstonden er hogere graden dan deze beide eerste, alleen bestemd voor de meer ontwikkelden die zich some bestempelden met de naam Rozekruiser.” Zo ontstonden een aantal gebruiken die tegenwoordig typisch zijn voor de Vrijmetselarij.

Verschillende van die intellectuelen waren (uiteraard) mensen “die zich Rozekruisers of Kabbalisten noemden”.

Hierna volgt een korte geschiedenis van de Kabbala en een paar dingen over de historische Rozenkruisers en hun manifesten.

Terug aangekomen bij de 17e eeuw worden personen als Francis Bacon genoemd en Elias Ashmole.

over de oorsprong dier graden – te beginnen met de Meestergraad – hangt een dichte sluier, wat ons niet behoeft te verwonderen, gegeven de geheimzinnigheid waarmede men ze omringde.

Zeker is ook dat de meeste van hen – zo niet alle – van zuiver Joodse oorsprong zijn, althans op Joodse mythen gebaseerd, zelfs als zij zich gronden op de Openbaring van Johannes, welke visie trouwens ook uit Joodse geest moet zijn ontsproten.

Zeker is ook dat tal van die Rozekruiserselementen van de hogere graden naar de beide eerste zijn overgegaan, zoals de Vl:. vijfpuntige Ster met de letter Jod (de eerste letter van de Joodse Godsnaam I.H.V.H., later veranderd in G:.), welke ster symbolisch de uitbeelding geeft van de centrale figuur der Kabbalah, Adam Kadmon […]

Daarna komt weer wat geschiedenis waarbij Schotse Jacobieten, de “voormalige Rozekruisers” zorgden voor het “écossisme”, de Schotse Vrijmetselarij, in Frankrijk. Tel daar nog bij de uit Ierland afkomstige Royal Arch en je staat aan het begin van de ontwikkeling van de hogere graden.

Hierna komt het deel over de “Rite de Perfection” van 25 graden die later zou uitgroeien tot de Schotse Ritus, maar die in Frankrijk zelf al weer werd teruggebracht tot zeven graden (“Rite Français”), maar daarbij zegt Merens dat de Rozenkruisersgraad nu de zevende was en voorheen de 18e, maar die Rozenkruisersgraad maakte helemaal geen deel uit van de “Rite de Perfection”. Er volgt wat verdere informatie over de Rozenkruisersgraad.

Had in 1787 jet Gr:. Or:. de France de 25 graden van de vroegere Loge de Perfection tot 7 ingekrompen, in 1804 werd – op de wortel van een kleine Schotse organsiatie, die van het Gr:. Or:. onafhankelijk was gebleven: La Mère Loge du Rite Philosophique St. Alexandre d’Ecosse te Parijs – de O:. & A:. S:. R:. van 33 graden geënt, uit Amerika geïmporteerd door Br:. de Grasse Tilly. Deze Schotse ritus had ook tot grondslag de Loge de Perfection van 25 graden en volgde deze tot en met de 19e graad geheel; daarboven echter werd de 20e graad van de 19e afgesplitst, werden 7 nieuwe graden ingelast, […]

Voor zover de inleiding van het boekje. Hoewel Merens regelmatig spreekt van “mengelmoes”, zegt hij wel dat beide systemen (die van 7 en die van 33) zijn gebaseerd op de 25 graden uit Frankrijk en dat daarom ze alle Rozenkruisersgraden zijn (tot de 19e dan toch, de rest behandelt Merens niet) en dat er een grote lijn in zit.

Hierna volgt een boeiend deel waarin Merens vooral ingaat op de Kabbalistische symboliek in de graden. Via een in achten gedeelde cirkel komt hij toch een pentagram met een winkelhaak en daaruit komt weer het “wereldei” van de Rozenkruisers.

De algemene informatie gaat zo een paar pagina’s verder waarna de auteur over gaat naar de behandeling van de derde graad. Uiteraard volgen de volgende graden waarbij de meeste aandacht uitgaat

Wat interessant is, is dat de auteur bij verschillende Joden heeft gevraagd hoe de Hebreeuws-lijkende woorden bedoeld zouden kunnen zijn en dus, wat de mogelijke oorspronkelijke betekenis in het rituaal was.

Alles bij elkaar een interessant boekje met een vrij specifieke, soms wat geforceerde, maar voor zover ik weet originele en goed onderbouwde kijk op de eerste 19 graden uit de AASR.

Rozenkruisers

Every part of Speculative Masonry proves that it could not have been derived from Rosicrucianism. The two Orders had in common but one thing – they both had secrets which they scrupulously preserved from the unhallowed gaze of the profane.

Het is een interessante gedachte dat de Rozenkruisers hun wijsheid hebben ondergebracht in de Vrijmetselarij en dat op deze manier de esoterie ingang vond in de Maçonnerie. Een uitgebreid onderzoek op de website UniversalFreemasonry.org komt echter tot de bovenstaande conclusie.

Voor deze conclusie komt een boeiend onderzoek waarin verschillende aannames worden weerlegd. Lees de hele tekst hier.

AASR

Er zijn mensen die beweren dat de esoterie van de Vrijmetselarij alleen (of vooral) te vinden is in de “hogere graden”. In “het Westen” (buiten de Vrijmetselarij) doen wilde theorieën de ronde over leden met de hoogste graden.

Zeker niet-leden hebben nog wel eens gehoord dat de hoogste graad in de Vrijmetselarij de 33e is, maar je hoort bijna nooit iemand over de Bouwhutten of het Koninklijk Gewelf, terwijl die laatste weer een opstapje is naar nog weer andere systemen.

Maar laten we eens kijken naar dit meest bekende systeem, de Aloude en Aangenomen Schotse Ritus of Ancient and Accepted Scottish Rite, AASR, het systeem van 33 graden.

Lees verder

Freemasonry: Quest For Immortality (bespreking)

Het derde deel Freemasonry: Initiation By Light blijkt inmiddels te bestellen te zijn en in Quest For Immortality heeft de auteur het over vier boeken, dus ik ga er vanuit dat het voor september aangekondigde Freemasonry: The Royal Arch ook bij de “Spiritual Freemasonry” serie hoort.

In dit deel de nadruk liggen op de derde graad. Dat is wel een beetje op te maken uit de titel.

Lees verder

Hermetic Masonry – Higgins

Ik kwam een verwijzing tegen naar een boek met de veelbelovende titel Hermetic Masonry. De auteur, Frank C. Higgins.

Het was snel duidelijk dat Higgins helemaal geen boek met deze titel heeft geschreven. Hermetic Masonry is een Kessinger uitgave uit 2010 waarin twee titels zijn samengebracht in één band en met een nieuwe titel.

De eerste titel is The Beginning Of Masonry uit 1916, de andere A.U.M. The Lost Word uit 1914. Het eerste boek heeft 126 pagina’s, het tweede 40.

The Beginning Of Masonry kwam ik online tegen. Het is een aardig werk met een esoterische interpretatie van de Maçonnieke geschiedenis en symboliek. Hermetica komt ter sprake, maar alleen kort.

De andere helft heb ik nog niet kunnen bekijken, maar de titel doet vermoeden dat de verbinding eerder met het Oosten wordt gelegd.