Ashmole is een interessante naam in de geschiedenis van de Vrijmetselarij, maar zijn verhaal blijkt nog interessanter dan de losse opmerkingen die je meestal ziet dat hij zowel Rozenkruiser was als dat hij in 1646 als ‘eerste’ “speculatieve” Vrijmetselaar werd ingewijd.
Laatst zag ik in het matige boek over esoterische Vrijmetselarij van Mark Stavish verwijzingen naar twee boeken van Tobias Churton. Het eerste dat ik las was The Golden Builders uit 2005. Net als Stavish’ boek, begint dat van Churton als een vrij algemeen overzicht van Westerse esoterie. Veel nieuws kwam ik er niet tegen, maar Stavish gebruikte wel recente publicaties met name uit de hoek van de Hermetische leerstoel in Amsterdam.
Zijn informatie over de jonge dagen van de Vrijmetselarij bleken wel erg interessant. Churton heeft veel eigen onderzoek gedaan en komt zo met aardige details. Over Elias Ashmole, die lang heeft gewoond in de stad waar ook Churton woonde, schreef hij zelfs een hele biografie.
Op 16 oktober 1646 schreef Ashmole in zijn dagboek het befaamde:
Ik werd vrijmetselaar tot gemaakt in Warrington in Lancashire, met Koll: Henry Mainwaring uit Karincham [Kermincham] in Cheshire.
1646, Dat is 70 jaar voor de oprichting van de eerste Grootloge in Londen. Ashmole was geen metselaar, dus voor sommige onderzoekers hebben we hier de eerste aanzet van de overgang van “operatieve” naar “speculatieve” Vrijmetselarij.
Een suggestie is dat Ashmole werd ingewijd in een tijdelijke loge als een soort aanhangsel van een “operatieve” loge. Zeker omdat zijn volgende dagboek aantekening met betrekking tot Vrijmetselarij verschillende decennia later was, zijn er onderzoekers die zeggen dat Ashmole helemaal geen actief lid was en dat deze “gentry” vooral ceremonieel lid waren. Over die hele geschiedenis valt toch wel meer te zeggen.
Op 20 mei van datzelfde jaar [1641] betrad Hartlibs vriend Robert Moray, kwartiermeester van het koninklijke leger van Schotland, de Schotse Old S. Mary’s Chapel Lodge (nr. 1), een loge van metselaars, in een plaats in of nabij Newcastle. Dit was een van de eerste bekende vrijmetselaarsinitiaties. Moray, geleerde liefhebber van zowel de Rozenkruisers als van de alchemie
Ook Ashmole had grote interesse in Rozenkruisers en alchemie. Zijn eerste werk is een alom geroemde verzameling van Britse alchemistische geschriften. Ashmole stond bekend om zijn interesses. Zo krijg hij een stapel teksten van zijn voorbeeld John Dee (1527-1608) die recent uit een verborgen lade was gekomen van een salontafel die ooit van Dee zelf was.
Als je je bedenkt dat Ashmole leefde in de tijd van de Reformatie en de heksenvervolging was het nogal wat om je voor te staan op dit soort interesses! Ook werden de eerste aanzetten gegeven tot de opkomst van de wetenschap. De genoemde Moray was de eerste voorzitter van de Royal Society waar ook Ashmole bij betrokken was. Er liepen daar wel meer mensen rond die wetenschap en esoterie niet noodzakelijk als gescheiden onderwerpen beschouwden.
Maar even terug naar Ashmole’s inwijding. Hij werd ingewijd samen met kolonel Henry Mainwaring. Mainwaring was een neef van de eerste vrouw van Ashmole (Eleanor Mainwaring (1603–1641)) die hij al snel verloor aan de pest. Ashmole had goede contacten met zijn schoonfamilie, ook na het overlijden van zijn vrouw en zelfs nog toen hij hertrouwde. Het is niet onwaarschijnlijk dat deze contacten hem tot de Vrijmetselarij brachten.
Churton heeft de Mainwarings terug weten te herleiden tot Benedictijnse bouwgilden en daar zit meteen een interessante link met de “operatieve” Vrijmetselarij. Churton onderzocht de andere namen van mensen die aanwezig waren bij de inwijding van Ashmole. Vergelijkbare verbanden bleken niet ongewoon.
De Penkeths steunden ook de kerk van Farnworth, ten westen van Warrington, en het is nu duidelijk dat het de kerkelijke wereld was die het belangrijkste contactmiddel vormde tussen lagen adel en werkende vrijmetselaars.
Op zich is dat ook niet zo gek. Die families bezaten landerijen, steunden kerken en die gebouwen moesten worden gebouwd en onderhouden. Churton ziet bovendien een link met “the Old religion (Catholicism)” of iets minder direct, the Church of England.
Voor mensen als Ashmole was de Church of Engeland geen protestantse kerk, maar de oude (weliswaarde hervormde) kerk onder de koning.
Warrington was een loge van voornamelijk Aangenomen [Accepted] Vrijmetselaars, die vrijwel zeker een operatief (dwz traditioneel) ritueel werkten: een oude interesse van oude families met privébelangen in de ‘oude religie’. Het was misschien slechtd een deel van een groter lichaam, gescheiden met als doel adel in te wijden, of, zoals eerder vermeld, een micro-vereniging gevormd door geaccepteerde Vrijmetselaars voor hun eigen doeleinden.
Dat is natuurlijk leuk en aardig, maar wat zochten mannen die geïnteresseerd waren in Rozenkruisers en alchemie dan in deze loges? Om te beginnen. een plek afgescheiden:
van de huidige religieuze en politieke strijd […] waar men kon worden ondergedompeld in oude idealen en beproefde zekerheden: op het waterpas.
Maar het was niet alleen die broederschap en oude idealen die te vinden waren in deze loges. In zogenaamde “Old Charges”, die werden voorgelezen aan inwijdelingen, wordt gesproken over legendarische geschiedenissen waarin ook Ashmole’s geprezen Hermes Trismegistus (Ashmole gebruikte als pseudoniem Mercuriophilus Anglicus, Engelse Mercurius liefhebber) terug komt. Iets van esoterie moet er in die loges dus al te vinden zijn geweest.
Overigens, een van de “Old Charges” is die van Hans Sloane, nog iemand die betrokken was bij de Royal Society. Sloane noemt precies de datum van Ashmole’s inwijding, dus de kans is groot dat we de tekst hebben die bij Ashmole’s inwijding is gebruikt. Misschien was Sloane er zelfs zelf bij.
Het lijkt er dus sterk op dat ruim voor de oprichting van de eerste Grootloge, esoterie onderdeel uitmaakte van de Vrijmetselarij. De instroom van mannen als Ashmole zal de nadruk hierop zeker hebben vergroot. Misschien werd zo de beweging naar uitgebreidere ritualen ingezet.
Interessant aan het boek van Churton is dat hij verschillende mensen uit Ashmole’s omgeving verder onderzoekt waardoor er een aardig beeld wordt geschetst van de loge uit Warrington.
Maar was dit nu dan een (eerste) “speculatieve” loge? Churton denkt van niet (zie het citaat over het operatieve ritueel). Toch wekt hij wel de suggestie dat ‘Ashmole’s loge’ misschien een soort van aanhangsel was. Bovendien noemt Churton nog een interessante situatie van een man waarvan bekend was dat hij al geruime tijd “operatief” Vrijmetselaar was en die toch moest/kon worden ingewijd in tot “accepted Mason”: Sir William Wilson. Helaas gaat hij hier niet dieper op in. Dit brengt toch wel het idee dat er wat anders werd overgedragen aan de kandidaten in het ene of het andere ritueel.
Zoals je ziet is de ‘zaak Ashmole’ interessanter dan de korte vermeldingen die meestal aan hem worden besteed in Maçonnieke geschiedenissen. Zo onderzoekt Churton ook of de dagboek vermeldingen van “wiskundige bijeenkomsten” niet (ook) loge bijeenkomsten geweest zouden kunnen zijn.
Volgens mij is Churton zelf geen Vrijmetselaar, maar hij staat positief tegenover het onderwerp gezien het feit dat hij er verschillende boeken aan heeft gewijd. Ik zal die gaandeweg maar eens lezen om te kijken of hij nog meer details heeft opgedoken.